Ik draag mijn bitje niet meer
Echt zo’n fijne opmerking op een moment dat je er niks mee kunt. Gehaast onderweg in de auto naar hockeytraining.
Wat zijn mogelijke reacties en wat is het effect daarvan? Vooropgesteld, we kunnen ons bij alle mogelijke antwoorden voorstellen dat we dit een keer hebben gezegd of zouden kunnen zeggen.
‘Iedereen draagt een bitje dus jij ook.’ Dit is de categorie logica en uitleg. Leidt vaak tot norse gezichten achterin en tot mogelijke responsen als: ‘Ja, jij hoeft niet met zo’n bitje in.’ ‘Nee, ik zit ook niet op hockey.’ En de toon is gezet.
‘Joh, het is toch een looptraining doe je hem vandaag gewoon even niet in. Mag wel voor een keertje.’
Reactie is te begrijpen, je voorkomt een hele discussie en je creeert een soort broederband met je kind. Echter uitstel van executie. Het hete hangijzer stel je hiermee uit. Sterker nog; het wordt moeilijker om volgende keer voet bij stuk te houden. Je kind zal de ‘please, please, please’-methode toepassen.
‘Heb jij enig idee wat er met je tanden kan gebeuren wanneer je je bitje niet in hebt? Ik kan me nog goed herinneren dat tante Sophie terug kwam met 2 half afgebroken voortanden omdat ze d’r bitje niet in had. En toen moesten we halsoverkop naar..’
Categorie preken. Heeft vaak een gaap-effect bij je kind. Kind denkt: ‘O ja dat verhaal weer’ en dwaalt af: ‘moet ik eigenlijk nog topo leren morgen? Ik doe ‘m gewoon in m’n sok’)
‘Waarom wil je je bitje niet meer in?’ Ligt zeer voor de hand om hier gelijk een ‘waarom’ vraag te stellen. Sommige kinderen kunnen je vertellen waarom ze iets perse niet willen, waarom ze bang, boos of ongelukkig zijn. Bij veel kinderen echter maakt de ‘waarom’ vraag hun probleem alleen maar groter. Buiten hun eigen gevoel moeten ze nu ook nog eens de reden ervan analyseren en met een redelijke verklaring komen. Of ze twijfelen er aan dat de reden in de ogen van de ouder niet goed genoeg is: ‘Klaag je daarom over je bitje?’ Het is makkelijker om tegen een volwassene te praten die accepteert wat je voelt dan tegen een volwassene die verklaringen van je verlangt.
‘Als je je bitje nu gewoon in doet mag jij na afloop wat lekkers uitzoeken.’
De Martin Gaus-methode. Zeer effectief maar met nadelige bijwerkingen. Voor je het weet wordt er onderhandeld over tafeldekken en kamer opruimen.
‘Deze discussie hebben we al zo vaak gehad. Ik ben er helemaal klaar mee. Ik doe er alles voor om jou op tijd op de training te krijgen en dan begin je over dat bitje.’ Categorie slachtoffer. Kind voelt zich óf schuldig óf krijgt vijandige gevoelens tov de ouder of het hockey.
‘Je hebt een hekel aan je bitje.’
Het lijkt een open deur maar een antwoord waarbij je haar gevoel benoemt is een manier waarop je haar erkent en zij haar gevoel kan uiten. (In dit geval was het een terugkerend vehikel waar elke week over geklaagd werd waardoor de ouder direct het gevoel vertaalde naar: ‘Je hebt een hekel aan je bitje’) Je kunt dit aanvullen met een wens in fantasie: ‘Je zou willen dat je nooit een bitje in zou moeten als je op het veld staat’. Hiermee geef je aan dat je echt begrijpt dat ze er een gloeiende hekel aan heeft. Uiteraard ga je nooit akkoord met het feit dat er zonder bitje wordt getraind, bitje hoort bij hockey punt uit. Echter door dit op een andere manier te brengen zal ze veel eerder geneigd zijn dit te accepteren en innerlijk tegen zichzelf zeggen: ‘Nou ja, het hoort er nou eenmaal bij’. Als je negen bent weet je namelijk inmiddels heel goed dat je niet zonder bitje het veld op kan. Als je als ouder hier enigszins aan twijfelt kan het behulpzaam zijn om naast het gevoel benoemen en het verlangen verwoorden: informatie te geven zonder persoonlijk aan te vallen: ‘Als er wordt getraind draagt iedereen een bitje’. Je kunt ook problem solven, zoeken naar oplossingen die haar kunnen helpen: ‘Wat zou je kunnen helpen om je bitje iets dragelijker te maken?’ Denk aan mogelijke oplossingen als in warm water leggen, het bitje poetsen met tandpasta, direct uitdoen na de training etc. Al brainstormend in de auto kun je nog een anekdote delen waar jij een hekel aan had om te dragen: beugels, bitjes, krukken en hoe jij hier mee omging; wat jou hielp. Als je bent gearriveerd bij het hockeyveld is de sfeer hoogstwaarschijnlijk constructiever dan wanneer je vragen stelt, met logica en uitleg aankomt of loopt te preken. Je kind weet zich gesteund door een ouder die weet hoe irritant ze dat bitje vindt wat maakt dat het iets dragelijker voor haar wordt om ‘m te dragen.
Door te beginnen met haar gevoel benoemen: ‘Je hebt een hekel aan je bitje’ zet je aan tot het innerlijk denkproces waarin geldt: ‘Alles wat je tegen jezelf zegt onthoud je het best’.